Tijdens de COVID-19-pandemie veranderde ons superheldenuniversum plots van gelaat. Helden dragen geen cape meer, maar wel een schort. Onze redders komen niet meer aangeracet in een blitse mobiel, maar wel in een ambulance met loeiende sirenes. Maar ook: met een poetskar en een zwabber in de handen. Metro sprak met drie schoonmakers op een COVID-19-afdeling.
Naast het zorgpersoneel, dat er alles aan doet om patiënten van Covid-19 te genezen, speelt achter de muren van het ziekenhuis ook het schoonmaakpersoneel een grote rol. Om de verspreiding van het virus te beperken, is een goede schoonmaakhygiëne immers essentieel. Wanneer de taak van dokters en verplegers erop zit, maakt het poetspersoneel in hun schaduw de ziekenhuisgangen en -kamers schoon. Debbie Verley, Patricia Praet en Laura Clarke, schoonmaaksters in het AZ Nikolaas in Sint-Niklaas, vertellen over hun ervaringen tijdens deze ongewone en ongewoon zware werkomstandigheden.
Dag Debbie, Patricia en Laura. Hoe hebben jullie jullie job de afgelopen maanden ervaren?
Debbie Verley: “Het was best wel zwaar. In het begin hadden we het heel moeilijk met de vele lagen kledij en de zware mondmaskers. Je voelt je benauwd, je kan zelf moeilijk ademen. Na verloop van tijd werden we dat wel gewoon, maar nu zijn het vooral de hogere temperaturen waardoor het zwaar wordt. Je hebt meer werk, je moet je altijd aan- en uitkleden… Het is zeker niet te onderschatten.”
Patricia Praet: “Samengevat waren er veel traantjes, veel zweet en was het heel vermoeiend. Je ziet ook veel miserie. Mensen die opgenomen worden, die elke dag achteruit gaan en dan uiteindelijk overlijden: dat is elke keer hartverscheurend. Tenslotte zijn we allemaal mensen, dat raakt ons. En die beelden blijven echt hangen in je hoofd.”
“Er zijn dagen geweest waarop ik er ’s nachts van droomde. Dan word je al huilend wakker en denk je: ‘heb ik dit gedroomd? Is dit werkelijkheid, of zit ik in een film?’ Je kent zo’n situaties van op tv, zoals in de televisieserie ‘Cordon’ bijvoorbeeld. Dan maak je het plots zelf mee en dan denk je ‘is dit echt?’”
Debbie: “Het is ook erg voor de patiënten. Vele begrijpen niet waarom ze geen bezoek mogen krijgen, waarom ze niet even uit hun kamer mogen om een wandeling te gaan maken… Dat raakt je. Ze zijn heel eenzaam, en als je ziet dat zij het moeilijk hebben, krijg je het zelf ook moeilijk.”
Wat doen jullie dan om door die moeilijke momenten heen te komen?
Laura Clarke: “Praten met mijn collega’s heeft echt veel geholpen. Zij staan in dezelfde positie, zij weten hoe het eraan toe gaat.”
Patricia: “Zeker van de collega’s die op de COVID-19-afdeling hebben we veel steun gehad. We praatten er samen over en boden elkaar zo steun. De collega’s op een andere afdeling snapten het niet echt.”
“Ook van mijn man kreeg ik steun. Hij begreep mijn situatie en ik kon bij hem terecht als ik wilde vertellen over de dingen die ik had meegemaakt. En ik ben eens met de huisarts gaan babbelen, en dat deed ook goed. Zij weten natuurlijk zelf ook wat het is.”
Debbie: “Inderdaad, als het uitkwam, blies ik even stoom af bij mijn man. Al begreep hij ook niet alles, bijvoorbeeld als ik om 11 uur ’s ochtends er al door zat. Zij maken het zelf niet mee.”
“Ik babbelde ook met de patiënten zelf. Ik probeerde hen te helpen, hen gerust te stellen en zelf te kijken of je eens iets kunt doen waardoor het voor hen leuker wordt.”
Hoe was het voor jullie gezin?
Debbie: “Mijn man en kinderen zijn zware astmapatiënten. Er was dus heel veel schrik, waardoor we thuis ook nieuwe regels hebben opgesteld. Wanneer ik thuiskom bijvoorbeeld, moet ik mijn kleren allemaal uitdoen in de inkomhal, in een zak steken, naar boven gaan en gaan douchen. En daarna moet ik zowel schoenen, jas, kleren … alles in de wasmachine steken. En dat elke dag, want mijn man heeft zoveel schrik dat ik het meeneem naar huis. Het is overal aanpassen, zowel op het werk als thuis.”
Laura: “Mijn vriend werd in oktober nog in het ziekenhuis opgenomen met een autoimmuunziekte, en in februari is zijn milt verwijderd. Wij waren dus ook heel bang voor een besmetting met COVID-19. We hebben dus afstand gehouden en heel weinig geknuffeld.”
Welke aspecten van jullie schoonmaakroutine zijn veranderd?
Debbie: “Er is eigenlijk heel veel veranderd. Er is langs de ene kant meer werk, en langs de andere kant zijn sommige handelingen anders. Normaal gezien moesten we eerst alles afkuisen, en moesten we daarna nog eens ontsmetten. Nu hebben ze voor producten gezorgd waarbij je maar één handeling moet doen: proper maken en ontsmetten in één keer. Ook ons werkschema is veranderd. Normaal sta je in het weekend altijd alleen, maar nu proberen ze ervoor te zorgen dat je toch hulp krijgt. Anders kom je gewoon niet rond.”
Laura: “We mogen ook niet te veel bij de patiënten komen, om zoveel mogelijk risico te vermijden. En natuurlijk de kledij: we moeten een wit pak aandoen, een schort, een helm en een bril. Het is heel warm, we moeten veel stoppen om te drinken. Je krijgt weinig zuurstof met de maskers. Ik heb veel hoofdpijn gehad.”
Patricia: “Elke dag veranderde er trouwens wel iets aan de regelgeving, en dat was ook voor de diensthoofden moeilijk om te blijven opvolgen. Het was dag in dag uit afwachten hoe de werkregels zouden veranderen. Iedereen moest veel flexibiliteit aan de dag leggen.”
Hebben jullie het gevoel dat jullie job nu meer gewaardeerd wordt?
Debbie: “Ja, op veel vlakken wel. Zeker de verplegers en hoofdverplegers die op onze afdeling staan waarderen ons enorm. Ook de patiënten: voor alles zeggen ze dank u en tonen ze hun waardering.”
Patricia: “De diensthoofden hebben ook veel appreciatie geuit. We mochten bijvoorbeeld altijd bellen als we een vraag of een probleem hadden, ze waren altijd bereikbaar. Er is in het ziekenhuis ook een speciaal psychosociaal begeleidingsteam opgericht om ons te ondersteunen.”
Laura: “We hebben ook veel geschenken gekregen van bedrijven, zoals bijvoorbeeld van Hello Fresh, Rituals…”
Vinden jullie de kracht om door te gaan?
Laura: “Ik doe mijn job heel graag, en ik ben ook wel trots. En iemand moet het doen hè, de patiënten hebben iemand nodig die hun kamer proper maakt en hun bedden opmaakt.”
Debbie: “Ik vind het belangrijk om te blijven doorwerken. Pas op, ik heb ook een moment gehad waarop ik zei ‘dit blijf ik niet doen, ik ga iets anders zoeken.’ Maar mijn collega’s hebben me er toen bovenop geholpen. Nu ben ik blij dat ik heb doorgezet.”
Patricia: “Ik ga door op pure wilskracht. Deze situatie hadden we ons nooit kunnen voorstellen.”
Debbie: “Dit jaar zal er één zijn om nooit meer te vergeten. Maar dat zal voor iedereen zo zijn, denk ik. Soms krijg ik van mensen ook te horen dat ik hier toch voor gekozen heb, ik werk toch in een ziekenhuis. Maar dat is niet waar: ik heb daar niet voor gekozen. Ik ben een schoonmaakster, ik heb geen opleiding gekregen voor hoe ik met crisissituaties moet omgaan. Maar gaandeweg leer je dat wel.”
Laura: “We zijn na de piek en het is nu wat rustiger, maar het is een beetje bang afwachten voor een tweede piek. We zijn daar wel klaar voor, we weten nu goed wat we moeten doen. Binnenkort heb ik ook twee weken vakantie, dan kan ik hopelijk wat recupereren en ben ik er weer klaar voor.”
Het bericht Poetshulpen op COVID-afdeling: “Samengevat? Veel traantjes, zweet en heel vermoeiend” verscheen eerst op Metro.