Bijna 16% van de Vlamingen kon in 2018 niet op vakantie gaan. De vakantiearmoede kent daarmee een lichte daling. Sinds 2008 schommelde het cijfer tussen 18 en 20%. Dat blijkt uit cijfers van Statistiek Vlaanderen.
Huishoudens die zich in het voorbije jaar geen week vakantie buitenshuis konden veroorloven omwille van financiële redenen kampen met zogenaamde vakantiearmoede. Al sinds 2008 schommelde het aandeel Vlamingen in vakantiearmoede tussen de 18 en 20%. In 2018 daalde dat aandeel licht naar 15,9%. Vlaanderen zit daarmee ruim onder het EU-gemiddelde van 28,4%. In Wallonië (34%) en Brussel (32%) ligt het cijfer zelfs dubbel zo hoog.
De vakantiearmoede ligt in Vlaanderen het hoogst bij personen die geboren zijn buiten de Europese Unie (38%), bij werklozen (43%) en bij eenoudergezinnen (43%). Ook laaggeschoolden (28%), alleenstaanden (29%) en personen met een langdurige ziekte, aandoening of handicap (30%) kampen meer dan gemiddeld met vakantiearmoede.
Geen reden tot juichen
Volgens minister van Toerisme Ben Weyts (N-VA) tonen de cijfers aan dat de inspanningen hun vruchten afwerpen, maar hij ziet geen reden tot juichen. «Deze daling in de vakantiearmoede is hoopgevend, maar er leven nog altijd ongeveer een miljoen Vlamingen in een gezin waar een week vakantie buitenshuis niet elk jaar tot de mogelijkheden behoort.»
Het bericht Meer Vlamingen kunnen op vakantie gaan verscheen eerst op Metro.